Een teken van onvolgroeidheid
Voor een deel laat ik me leiden door primitieve, haast dierlijke motieven; ik ben gefixeerd op risco’s ontlopen en voordeel halen; de zintuiglijke, wereldse voorgrond domineert mijn bestaan, fysieke bevrediging dicteert het mijn doen en laten in mijn deze kinderlijke geestesstaat.
Een verdedigingsrespons
Afstand en scheidingsmechanismen die ik erop nahoud vrijwaren me van de moeite die communicatie, interactie en samenleven in het algemeen met zich meebrengt; zo hoef ik me niet te engageren en kan ik zelf bepalen wat ik in mijn wereldje toelaat en wat niet.
Een verdovingsstaat
Omdat het zo moeilijk is om álle aspecten van ons bestaan volledig toe te laten, dat wil zeggen, ze te leren kennen en ermee om te gaan – liefde, vrijheid, sterfelijkheid – laat ik me deels verdoven tegen de heftigheid en omvang ervan; allerlei vormen van compensatie gebruik ik voor dit doel.
Een degeneratieverschijnsel
Egoïsme is niet onze intrinsiek-menselijke staat, weerspiegelt niet ons oorspronkelijk potentieel; ik loop voortdurend het risico om mijn ware aard met al zijn kwaliteiten te negeren en te verwaarlozen; omdat ik dit in het verleden heb toegelaten, ben ik verzwakt en verward, onderhevig aan wens, woede en waan.
Een verslaving
Ik ben in de ban van krachten die ik niet beheers, met name de subtiele werking van mijn zintuigen heeft me in mijn macht; ik loop aan de leiband van begeertes die in allerlei vormen en op onvoorspelbare momenten bezit van me nemen; het lukt me niet om die mechanismen zonder meer los te laten.
Een automatisme
Gemakzucht voelt niet direct nadelig, veel elementen in mijn leven zijn gebaat bij regulering en vaste procedures; maar zonder het te beseffen maak ik ook mijn identiteit tot onderdeel van alle controle-elementen en automatisering; hierdoor verlies ik mijn bewuste aanwezigheid, ten koste van een verantwoorde, vrije weging van de dingen.
Een tijdelijke illusie
Mensen zijn bewustzijnsdragers: onze meest waardevolle eigenschap is een geest die kan leren en bepalen en kiezen; maar als ik deze continu werkzame wetmatigheid vergeet of zelfs vervang door een eigen context en mensbeeld, dan verkeer ik tijdelijk in illusie en dan investeer ik per saldo in allerlei overbodige of contra-productieve interesses.
Een overbodige maatregel, want een oplosbare conditionering
Onze geest is een machtige kracht die onderzoek, expressie en creativiteit mogelijk maakt; het is niet zo vreemd dat we daarmee aan de haal gaan, dat we erdoor overdonderd worden of dat we er zelfs een particuliere identiteit aan ontlenen: zó sterk is die geest, ik kan er heel wat (waan)werkelijkheden op nahouden.
Maar naarmate ik de werking van die geest leer kennen – zijn onpersoonlijke, wetmatige en pure, niet-geconditioneerde werking – voelt de zo dwangmatig door mij gehanteerde “tweede werkelijkheid” van een ik-idee als hopeloos overbodig en actief ongewenst zelfs.
De echte, direct beleefde werkelijkheid is veel wonderlijker, betrouwbaarder en bruikbaarder dan alles wat door mij, als agentje daarvan, aan ideeën, commentaar en maatregelen kan worden opgehoest.
Nu ik dit zo navoel en verhelder, besef ik dat mijn egoïsme uit een veelheid van krachten is voortgekomen, als een geleidelijk cumulerende droom. Maar tegelijkertijd kan ik ook begrijpen hoe deze geconstrueerde ik-geest een afgeleide versie is van de directe en volle waarheidswerking, en dat alle tijdelijke moeite of vervorming vanwege ongeluk, eenzaamheid of sterfelijkheid bedoeld zijn als leermateriaal.
Onvervuldheid, het ongelukkig-zijn met onszelf en onze omgeving, wordt ons duidelijk dankzij de kracht van innerlijkheid.
Die kracht laat mij mijn lijden beseffen, maar hij laat me ook beseffen hoe alle moeite kan worden begrepen, aanvaard en opgelost uiteindelijk, als laatste act van zelfoverwinning.
Als dit gerealiseerd kan worden dankzij deze kernkracht, dankzij de innerlijke kwaliteit van ons bewustzijn, dan bevestigt dit de zin van onderzoek en oefening.