
Fragment uit de Bodhisattvabhumi van Asanga (4e eeuw n.C., grondlegger van de Yogacaraschool, een van de bronnen van de zentraditie). Hierin beschrijft hij hoe boeddha’s (tathagata’s) beginnende bodhisattva’s onderrichten in meditatie.
Bron:
Asanga: The bodhisattva path to unsurpassed enlightenment; a complete translation of the Bodhisattvabhumi. Boulder 2016, p. 642 e.v.
(vertaling en redaktie: Ad van Dun)
Tathagata’s [boeddha’s] adviseren beginnende bodhisattva’s als volgt.
Goede vriend, nadat je uit eigen beweging en zonder gezelschap naar een afgezonderde plek bent gegaan, richt je eenvoudig je aandacht innerlijk op de naam die je gekregen hebt van je vader en moeder of van je leraar. Daarna overweeg je het volgende.
“Bestaat er buiten mijn zes zintuigfunkties ergens innerlijk, uiterlijk of anderszins een autonome entiteit waar deze naam, deze klank, deze aanduiding of uitdrukking [je eigen naam] betrekking op heeft?”
Wanneer je je aandacht op de juiste manier hierop richt, zul je een dergelijke entiteit niet waarnemen. Enkel de volgende gedachte zal zich aandienen: “Deze willekeurige aanduiding [je eigen naam] treedt slechts op met betrekking tot allerlei willekeurige [wereldse] entiteiten.”
Goede vriend, wanneer dit besef van vluchtigheid met betrekking tot je naam is gewekt in jou en door jou begrepen wordt, richt je op de juiste manier je aandacht innerlijk op de naam ‘oog’, de klank ‘oog’ en de aanduiding ‘oog’ zoals die optreden in verband met je oog. Daarna richt je je aandacht op het volgende.
Je kunt twee dingen constateren met betrekking tot je oog. Het ene is: “Dit is een naam, een klank, een aanduiding ‘oog’”, en het andere is: “Deze naam, klank en aanduiding treden op vanwege de werking van de vitale grondsubstantie [tathata, zodanigheid, ultieme werkelijkheid].” Er bestaat niets anders dan dit, en ons bestaan omvat niet meer dan deze twee aspecten.
Waar het om gaat is dat de naam, de klank en de aanduiding die optreden in verband met het oog niet het oog zijn, en bovendien dat de grondsubstantie die het verschijnen van een notie ‘oog’ mogelijk maakt óók niet een oog is dat intrinsiek werkelijk bestaat.
Dit vraagt om enige toelichting.
◄║►